Description:
Ondernemers, corporaties en openbare autoriteiten in Brabant en Vlaanderen aan het einde van het Ancien Régime. Het is de bedoeling van dit essay enig licht te werpen op het vraagstuk van regulering en deregulering in de Oostenrijkse Nederlanden, meer bepaald in de grote steden van Brabant en Vlaanderen, waarvan de économie tijdens de tweede helft van de xvme eeuw een sterke groei doormaakte. Uit récente studies blijkt dat de kapitalistische ondernemers zich niet moesten losrukken uit de knellende banden van een «corporatief systeem», want in de meeste exportnijverheden hadden de ambachten geen reële econo- mische betekenis meer. Zij konden weliswaar niet op de onvoorwaardelijke steun van de openbare autoriteiten rekenen, maar de stadsbesturen en vooral de centrale regering hebben in ieder geval maatregelen genomen waaruit zij groot voordeel haalden. Daaruit volgt niet dat de vrije markteconomie aan het einde van het Ancien Régime op aile fronten had gezegevierd noch dat het laisser-faire principe als zaligmakend werd beschouwd. Deregulering en regulering gingen hand in hand. Er was geen eenduidig recept, want de verschillende actoren hadden uiteenlopende en vaak tegenstrijdige belangen. De liberalisatieprocessen sor- teerden bovendien een boemerangeffect wat de mobilisatie en de contrôle van de arbeidskracht betreft.
This paper aims at bringing a contribution to the study of regulation and deregulation in the Austrian Low-Countries, and notably in the largest cities of Brabant and Flanders who benefited, in the second half of the xvmth century, from a fast economic growth. Recent studies point out that the capitalist entrepreneurs did not have to free themselves from the shackles of the «corporation system», because in most export-oriented industries, the craftsmen's corporations had lost all their real economic clout. If they couldn't count on the unconditional support of the public authorities, they still benefited from various measures taken by the magistrates and, to an even larger extent, the central government. This does not mean that market economy, at the end of the Ancien Régime, had triumphed on all fronts, neither does it mean that the free market principle was regarded as a panacea. Regulation and de-regulation went hand in hand. A univocal method was lacking, because the interests of the various agents diverged and were often contradictory. Moreover the liberalization process had an added boomerang-effect on the level of manpower mobilization and control.
Cet essai a pour but d'apporter une contribution à l'étude de la régulation et de la dérégulation aux Pays-Bas autrichiens, et notamment dans les grandes villes brabançonnes et flamandes qui connurent, dans la seconde moitié du XVIIIe siècle, une croissance économique rapide. Il ressort d'études récentes que les entrepreneurs capitalistes n'avaient pas à se défaire du carcan que constituait un «système corporatif», car dans la plupart des industries exportatrices, les métiers n'avaient plus aucun poids économique réel. S'ils ne pouvaient compter sur le soutien inconditionnel des autorités publiques, il est certain que les magistrats et, surtout, le gouvernement central ont pris des mesures dont ils ont tiré profit. Il n'en résulte pas que l'économie de marché avait, à la fin de l'Ancien Régime, triomphé à tous les fronts, ni que le principe du laisser-faire était considéré comme une panacée. La dérégulation et la régulation allaient de pair. Une méthode univoque faisait défaut, car les intérêts des différents agents étaient divergents et souvent contradictoires. Les processus de libéralisation avaient en outre un effet boomerang sur le plan de la mobilisation et du contrôle de la main-d'œuvre.